De eerste keer stemde ik blanco bij de stadsdeelverkiezingen. Als protest tegen de politisering van de stoeptegel. Ik hield dat niet lang vol. Een kersverse stadsdeelwethouder had het op zich genomen om een winkelstraat in de buurt op te knappen. Hij organiseerde een avond met buurtbewoners en winkeliers. En ambtenaren uiteraard. Omdat ik had doorgeleerd voor verkeer en aanverwante zaken schoof ik aan, enigszins aangemoedigd door huis- en cafégenoten. (Jazeker, Tramlijn Begeerte!) Nog diezelfde avond bombardeerde hij dat clubje tot werkgroep en mij tot voorzitter ervan. Co-creatie noemen we dat nu. En het resultaat mocht er zijn. Een smalle straat waar trams, auto’s, fietsers en voetgangers allemaal hun een plekje kregen. 

Tien jaar later werd ik er zelf lid van het Dagelijks Bestuur. Weer tien jaar later vond ik het welletjes. Rond die tijd begon het gehannes met het aanpassen van het stelsel. Het Rijk vond die stadsdelen maar niks. Want het was af en toe wel veel palaveren om met al die dat verschillende stadsdeelcoalities en gemeentebestuur door één deur te gaan. Dus schoven we het hele plaatje een beetje terug. Op dit moment kent elk stadsdeel drie bestuurders, benoemd door het college. Met een gekozen ‘raad’ die alleen nog kan adviseren. Dat is weer een beetje te ver doorgeschoten.. Dus zoekt wethouder Rutger Groot Wassink naar verbeteringen. Ieder mag zijn plas erover doen. Ik bespeur de neiging om terug te grijpen op dat ‘eigen’ gekozen bestuur voor ons Gallische dorpje. Nostalgie? Nee nee, ik hoor in de verte als een vliegtuig de ronkende term ‘democratie’ aan komen rollen. O ja? Wat als een stadsdeel kiest voor een bestuurder van een partij die in de gemeenteraad oppositie voert? Die komt klem te zitten. Dat betekent zand in de machine. Daar kiezen kiezers niet voor. Die kiezen voor een partij die het afval op straat opruimt, woningen bouwt voor hun kinderen, de energietransitie uitvoert. In West bedachten GroenLinks, D66 en VVD een elegante oplossing. Stap 1 is voordracht door het College van leden van het stadsdeelbestuur aan de gekozen stadsdeelcommissie die – stap 2 - op haar beurt over die voordracht de gemeenteraad adviseert die – stap 3 - vervolgens de kandidaten benoemt. Alle politieke lagen komen aan bod. Want de stad is meer dan de optelsom van de stadsdelen. Ik ga niet zeggen dat dat democratischer is, veel te grote woorden. We mogen al in onze handjes knijpen dat we het normaal vinden dat je in ons land over dit soort zaken mag stemmen. 

O ja, dat bleek nog wel een dingetje. Want de meerderheid steunde het voorstel. Maar de minderheid vond dat hun voorstel ook naar de Rutger moest. Dus werd daar weer over gestemd. Democratie is hard werken. Het werd afgestemd. 

Om recht te doen aan wat ik heel lang geleden op de school heb geleerd over democratie - de meerderheid beslist, met inachtneming van het belang van de minderheid --, een boodschap aan Rutger: wat het niet haalde was dus het voorstel om de stadsdeelcommissie zijn eigen bestuur te laten kiezen. Dat je het weet.  

[Onze ingediende en aangenomen adviezen over het bestuurlijk stelsel vind je hier en hier.]